Zoeken

Toch géén gelijktijdige omgevingsvergunningsaanvraag voor het verkavelen van gronden én het oprichten van gebouwen op deze gronden?

Home  /  Knowledge sharing  /  Blog  /  Géén gelijktijdige omgevings-vergunningsaanvraag voor verkavelen van gronden én oprichten van gebouwen?

Toch géén gelijktijdige omgevingsvergunningsaanvraag voor het verkavelen van gronden én het oprichten van gebouwen op deze gronden?

Antwoord van minister Zuhal Demir op parlementaire vraag nr. 144

Het Omgevingsvergunningsdecreet (hierna: OVD) voorziet in principe in een “geïntegreerde vergunningsprocedure”. Dit houdt in dat voor een project dat onlosmakelijk met elkaar verbonden aspecten bevat die onderworpen zijn aan meerdere vergunningsplichten, één gezamenlijke vergunningsaanvraag kan worden ingediend.  In de praktijk bleek het echter niet altijd vanzelfsprekend om de regelgeving eenvormig toe te passen. Zo werd recent opgehelderd dat er geen geïntegreerde vergunningsprocedure geldt bij het verkavelen van gronden en het oprichten van gebouwen op deze gronden.

Uit de voorbereidende werkzaamheden blijkt dat het doel van deze geïntegreerde vergunningsprocedure initieel de integratie van de vroegere stedenbouwkundige vergunning (de huidige omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen) en de vroegere milieuvergunning (de huidige omgevingsvergunning voor exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten) betreft. De in het decreet ingeschreven integratie gaat echter verder dan dat. 

Artikel 5 OVD beschrijft immers dat volgende aspecten deel kunnen uitmaken van de geïntegreerde vergunningsprocedure: het uitvoeren van stedenbouwkundige handelingen, het verkavelen van gronden, de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van de eerste of tweede klasse, vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten en vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie.

Niettegenstaande artikel 5 OVD de indruk kan wekken dat een vergunning om te verkavelen en een vergunning om in die verkaveling gebouwen op te richten, in één aanvraag kan ingediend worden, blijkt volgens de minister uit artikel 2 het tegendeel.

Volgens artikel 2 luidt de definitie van het begrip “project” als volgt:

“8° project : het geheel van volgende elementen of minstens één ervan die onderworpen

zijn aan de vergunnings- of meldingsplicht, vermeld in artikel 5 : a) stedenbouwkundige handelingen; b) de exploitatie van ingedeelde inrichtingen of activiteiten; c) kleinhandelsactiviteiten; d) het wijzigen van de vegetatie; dan wel het verkavelen van gronden;”.

De vergunningsplichten zélf staan echter in de VCRO (of DABM). Artikel 4.2.17 VCRO geeft aan dat: “een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden geldt als omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wat betreft alle handelingen die zijn opgenomen in de vergunning en die de verkaveling bouwrijp maken, zoals in het bijzonder: de aanleg van nieuwe verkeerswegen, of de tracéwijziging, verbreding of opheffing daarvan; de wijziging van het reliëf van de bodem; de ontbossing en het afbreken van constructies.

Het eerste lid geldt als de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden ook wat betreft de handelingen die het voorwerp uitmaken van de vergunningsplicht voor stedenbouwkundige handelingen, voldoet aan de vereisten inzake ontvankelijkheid en volledigheid.”

Het is dus perfect mogelijk om in een aanvraag tot het verkavelen ook tegelijk stedenbouwkundige handelingen op te nemen (en dus te vergunnen met eenzelfde procedure) voor het bouwrijp maken van gronden, maar niet voor het bebouwen van die gronden met woningen.

Het specifieke karakter van de verkavelinsgvergunning zou daarnaast ook blijken uit de vervalregeling van de vergunning, die anders is voor verkavelingsvergunningen als voor een vergunning voor stedenbouwkundige handelingen. 

Ter illustratie: De minister verduidelijkt dat een groepswoningbouwproject, waarbij alle woningen gebouwd worden en pas achteraf verkocht worden door een ontwikkelaar, kan  gebeuren via een aanvraag voor stedenbouwkundige handelingen, zonder voorafgaande verkavelingsvergunning.

Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er nog geen ‘volwaardige’ geïntegreerde vergunningverlening bestaat. Men dient dus waakzaam te zijn bij de indiening van vergunningsaanvragen en het onlosmakelijk verbonden karakter op basis van feitelijkheden, alsook op basis van de wettelijke bepalingen in concreto te beoordelen. 

De volledige vraag en het antwoord van de minister kunt u via deze link raadplegen.

Meer vragen hieromtrent? Contacteer Yannick Grauwels of Nisrine El Massoudi.